24490 |
populier (alg.) |
peppel:
peppel (L191p Afferden)
|
populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
33171 |
poten |
poten:
pǭtǝ (L191p Afferden)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
27074 |
praam |
knevel:
knēvǝl (L191p Afferden)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21006 |
prei |
prei:
prei (L191p Afferden)
|
prei [SGV (1914)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
prent(je):
prīnt (L191p Afferden)
|
prent [SGV (1914)]
III-3-2
|
19333 |
pret, schik |
schik:
schik (L191p Afferden, ...
L191p Afferden)
|
[schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)]
III-1-4
|
23326 |
priester |
priester:
prīēster (L191p Afferden)
|
priester [SGV (1914)]
III-3-3
|
22356 |
priktol |
tol:
tol (L191p Afferden)
|
tol (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
processie (L191p Afferden)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
pruuve (L191p Afferden),
pruve (L191p Afferden, ...
L191p Afferden)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1, III-2-3
|