e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
populier (alg.) peppel: peppel (Afferden) populier [SGV (1914)] III-4-3
poten poten: pǭtǝ (Afferden) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
praam knevel: knēvǝl (Afferden) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
prei prei: prei (Afferden) prei [SGV (1914)] I-7
prent(je) prent(je): prīnt (Afferden) prent [SGV (1914)] III-3-2
pret, schik schik: schik (Afferden, ... ) [schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)] III-1-4
priester priester: prīēster (Afferden) priester [SGV (1914)] III-3-3
priktol tol: tol (Afferden) tol (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
processie processie (<lat.): processie (Afferden) processie [SGV (1914)] III-3-3
proeven proeven: pruuve (Afferden), pruve (Afferden, ... ) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1, III-2-3