e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruw, hard ruw: rŏŏw (Afferden) ruw [SGV (1914)] III-3-1
ruw, ruig ruw: rŏŏw (Afferden, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
sabbelen zeveren: zeevere (Afferden) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacristie gerfkamer: gerfkamer (Afferden) gerfkamer [SGV (1914)] III-3-3
salamander ektis: aêktes (Afferden), salamander: salamander (Afferden) salamander [DC 07 (1939)] III-4-2
sappig mals: en maalse pear  maals (Afferden), vers: vers brood  vors (Afferden) sappig [DC 26 (1954)] III-2-3
scapulier scapulier: skabbelier (Afferden) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaaf schaaf: sxāf (Afferden) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaal schaal: schoel (Afferden) schaal [SGV (1914)] III-2-1
schaap schaap: sxāp (Afferden), sxǭp (Afferden) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12