e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof grof: grof (Afferden) grof [SGV (1914)] III-3-1
grof gebouwd grof: grof (Afferden) zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)] III-1-1
grof gebouwde vrouw schommel: schoemel (Afferden) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1
grond waarop de boerderij staat erf: ɛ̄rǝf (Afferden) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grond, aarde aarde: ē̜rt (Afferden), grond: gront (Afferden) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grootmoeder groot, de -: dat zeggen kinderen  gröt (Afferden), grootmoeder: grötmoeder (Afferden), grootmoet: grutmoet (Afferden) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
grootouders grootouders: cf. Duits "Eltern"; cf. Venrays Wb. s.v. "elder"; mv. "elders"; opm.: ouders - alders - älders - elders  grutalders (Afferden) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: grötte (Afferden) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader grootvad: grutvat (Afferden) grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2
grootx groot: grùt (Afferden), grût (Afferden) groot [DC 03 (1934)] III-4-4