22311 |
katapult |
katapult:
Dit is eigenlijk geen dialect.
katapult (L191p Afferden)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katholiek (L191p Afferden)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katūn (L191p Afferden)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
kauw:
kauw (L191p Afferden),
kerkkauw:
kèrkkauw (L191p Afferden)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kerkkauw [SGV (1914)]
III-4-1
|
17628 |
keel, strot |
gorgel:
görgel (L191p Afferden)
|
strot [SGV (1914)]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keelgat:
kaelgat (L191p Afferden)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kènne (L191p Afferden)
|
kennen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21283 |
kerel |
kerel:
kel (L191p Afferden),
kêrel (L191p Afferden)
|
kerel [SGV (1914)]
III-3-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
hij was te vroeg ien de kerk (L191p Afferden),
kèrk (L191p Afferden)
|
kerk [SGV (1914)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kèrkhof (L191p Afferden)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|