18004 |
koorts |
koorts:
korts (L191p Afferden)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
21411 |
kopen |
kopen:
koeëpe (L191p Afferden)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19582 |
kopje |
kop:
koͅp (L191p Afferden),
kopje:
gewoonlijk
køͅpkə (L191p Afferden)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kopjekeukelen:
köpke kuukelen (L191p Afferden)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-3-2
|
33967 |
koppelteugel, koppelstang |
koppelstrang:
kǫpǝlstraŋ (L191p Afferden)
|
Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36]
I-10
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppig (L191p Afferden),
steegs:
stēxs (L191p Afferden),
wars:
wars (L191p Afferden)
|
[JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [SGV (1914)]
I-9, III-1-4
|
24194 |
korhoen |
berkhen:
berkhen (L191p Afferden)
|
korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
knoerel:
knoerrel (L191p Afferden)
|
kornoelje [SGV (1914)]
III-4-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L191p Afferden)
|
dempig [SGV (1914)]
III-1-2
|
34520 |
kortwieken |
kortwieken:
kortwikǝ (L191p Afferden)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|