e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

Gevonden: 2431
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koken koken: kōkǝ (Alken) De hoofdwort en/of de nawort in de wortketel koken. Volgens de respondent uit L 325 duurde dit proces twee uur. [N 35, 42; monogr.] II-2
koken (intr.) koken: kōēwkə (Alken) koken [RND] III-2-3
kolengruis gruis: greus (Alken) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: sxuəp (Alken) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Alken) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kolonel kolonel: kolənel (Alken) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: ko͂ͅmp (Alken, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kouəmən (Alken), kōumə (Alken) komen [RND], [ZND 46 (1946)] III-1-2
komkommer komkommer: koemkoemmer (Alken), komkommer (Alken) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: knēͅə.n (Alken), knɛjən (Alken), pl.  knēͅnə (Alken) konijn [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1