28602 |
korfmes |
kapmes:
kapmɛs (P120p Alken),
zegelmes:
zęjgǝlmɛs (P120p Alken)
|
Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c]
II-6
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernol:
koeŋkərnoele (P120p Alken)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21500 |
korporaal |
korporaal:
kopəraəl (P120p Alken)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17797 |
kort geknipt haar |
stoppels:
stoppels (P120p Alken)
|
Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (P120p Alken)
|
hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18216 |
korte laars |
stramp:
Vr.
stramp (P120p Alken)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kort:
kǫt (P120p Alken),
kortmeel:
kǫtmiǝl (P120p Alken)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
34520 |
kortwieken |
afsnijden:
afsnijden (P120p Alken)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
23274 |
koster |
koster:
keuster (P120p Alken)
|
Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21339 |
kostganger |
kostganger:
ko͂ͅsgeͅŋər (P120p Alken)
|
een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|