e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moutmolen molen: mø̜jlǝ (Alken) De molen waarin het mout wordt fijngemaakt. De invuller uit L 325 merkt op dat het hier ging om een molen met walsen. Zie afb. 4. [N 35, 7; N 35, 15, monogr.] II-2
moutpoetsmachine dégermeuse: dēžǝrmø̜js (Alken) Het apparaat waarmee geëeste graan van kiemen en onzuiverheden wordt ontdaan. Volgens de zegsman uit L 210 werden de kiemen er vroeger met de voeten afgetrapt. De invuller uit L 331 merkt op dat er voor het ontkiemen vroeger een moutmolen werd gebruikt, terwijl men tegenwoordig met een ontkiemer werkt. Daarnaast gebruikt men een moutpoets om het mout schoon te maken. Zie de semantische toelichting bij het lemma ''poetsen''.' [N 35, 6; N 35, 14; monogr.] II-2
moutschop schoep: sxup (Alken) De holle, houten schop met een lange steel die wordt gehanteerd om het kiemende graan te keren. In L 210 wordt de schop ook op de eest gebruik. Zie afb. 2. [N 35, 22; N 35, 11; monogr.] II-2
moutvloer vloer: vlȳǝr (Alken) De vloer waarop het geweekte brouwgraan tot ontkieming komen. [N 35, 3; N 35, 23; monogr.] II-2
mouw mouw: mouw, i mouwke (Alken), moəu, moəke (Alken), twie mouwe (Alken), twie moəwe (Alken) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] III-1-3
mud mud: mø̜t (Alken  [(50 kg)]  ) Inhoudsmaat, thans 1 hl. [N O, Grof 289; N O, 38o] II-3
muil muil: mø̜̄u̯l (Alken) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuitband: snǭǝ.t˱bānt (Alken) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilpeer kaakslag: kaəkslaəg (Alken) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muis van de hand muis: muis van de hand (Alken) Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)] III-1-1