19037 |
opzettelijk |
expres:
ook materiaal znd 1a-m
aspres (P120p Alken)
|
opzettelijk [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
28065 |
opzichter |
surveillant:
sǝrvǝljant (P120p Alken)
|
De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
22737 |
orgel |
orgel:
hoedjesaccent op de eerste schwa
əlgər (P120p Alken, ...
P120p Alken,
P120p Alken,
P120p Alken)
|
Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)]
III-3-2, III-3-3
|
34053 |
os |
os:
ǫs (P120p Alken)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
33763 |
oud, versleten paard |
oude bik:
āǝ bek (P120p Alken)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
28526 |
oude stok |
oude stok:
ā stǫk (P120p Alken)
|
Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b]
II-6
|
20229 |
ouders |
ouders:
znd 44, 27;
aaərs (P120p Alken)
|
ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)]
III-2-2
|
20187 |
oudste zoon |
oudste zoon:
adstə zôôn (P120p Alken)
|
oudste zoon [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
25608 |
ovenpaal |
zwouw:
zwow (P120p Alken),
zwō (P120p Alken)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
clown:
kloǝn (P120p Alken)
|
Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.]
II-9
|