e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf kwak kalf: kwak [kalf] (Alken) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen mikken: mikke (Alken) Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pəstu.ur (Alken) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.ətər (Alken) pater [RND] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) heilige (m)  pətrōn (Alken) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: də poys (Alken) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel poten: paute (Alken) I-7
peer, soorten peer: piər (Alken) [ZND 31 (1939)] I-7
peilmerk peil: pęǝl (Alken) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek hars: hās (Alken) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10