17963 |
spartelen |
spartelen:
spattelen (P120p Alken)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
30561 |
speciebord |
mortieplank:
mǫrtiplāŋk (P120p Alken)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo.ə (P120p Alken)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
26505 |
speelman, klapspaan |
klepper:
klɛpǝr (P120p Alken),
speelman:
spęlman (P120p Alken)
|
Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159]
II-3
|
20287 |
speen |
tutter:
tutter (P120p Alken)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (P120p Alken),
tet:
tęt (P120p Alken)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (P120p Alken, ...
P120p Alken),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (P120p Alken)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
vleeshaak:
vleeshaak (P120p Alken)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
28884 |
speldenkussen |
naaldenkussen:
nēǝlǝkø̄sǝ (P120p Alken)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
26471 |
speling op de steenbus |
spel:
spɛjǝl (P120p Alken)
|
[Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135]
II-3
|