20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vrów (P120p Alken)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
bruidsjongen zijn:
bruidsjongen zijn (P120p Alken),
getuigen:
getuigen (P120p Alken)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19092 |
gevaarlijk |
periculeus:
be vuur spelen es prijkəloos (P120p Alken)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
periculeus:
das nə prijkeloaze kjal (P120p Alken)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19743 |
gevel |
gevel:
giəvəl (P120p Alken)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
25680 |
geweekt brouwgraan |
geweekte garst:
gǝwęjkdǝ gās (P120p Alken)
|
Brouwgraan dat voldoende geweekt is en geschikt is om de kieming te ondergaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''kiemen''. [N 35, 17]
II-2
|
26649 |
gewichten |
gewichten:
gǝwīxtǝ (P120p Alken)
|
De gewichten van de bascule moesten jaarlijks geijkt worden door een overheidsfunctionaris. Zie ook het lemma ɛijkenɛ. Elke molenaar had gewichten van 20, 10, 5, 2, 1 en 0,5 kg.' [Coe 261; Grof 286]
II-3
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜rǝ (P120p Alken)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
flets gezich (P120p Alken)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
snuit:
snuit (P120p Alken)
|
Spotbenamingen voor het gezicht [N 109 (2001)]
III-1-1
|