e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

Gevonden: 2431
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heer heer: hɛ.iər (Alken) heer [RND] III-3-1
heet lopen heet lopen: hɛjt lő̜wpǝ (Alken) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3
heet, hitsig lopig: løͅijpəx (Alken) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom van de poulie hefboom: hɛf˱bő̜wm (Alken) De hefboom waarmee men de bovenste poulie met de daarbij behorende as en rol omhoog kan trekken. [Coe 210; Grof 237] II-3
heilige, zalige heilige: nən helege (Alken) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
hemel hemel: hi.iməl (Alken) hemel [RND] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Alken) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: hɛŋəl (Alken) hengsel [ZND 43 (1943)] III-2-1
hengst hengst: hęŋs (Alken) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstveulen hengsteveulen: hęŋstǝvøi̯.lǝ (Alken) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9