21461 |
kibbelen |
enselen:
ensələn (P120p Alken),
stechelen:
stichelen (P120p Alken)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
24496 |
kiemen |
kiemen:
kimǝ (P120p Alken),
schieten:
sxīǝtǝ (P120p Alken)
|
Het uitschieten van de geweekte gerst. De invuller uit P 180 tekent hierbij aan dat de scheuten 6 cm groot werden, terwijl de zegsman uit L 210 vermeldt dat het proces niet zover mocht komen dat de bladkiem eruit kwam. Het "broeien" (L 292) gaat aan het kiemen vooraf. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''kiemruimte''. [N 35, 10; monogr.]
II-2
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
sxī.tǝ (P120p Alken)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
25684 |
kiemtrog |
kast:
kās (P120p Alken)
|
Trog waarin de geweekte gerst tot ontkieming moet komen terwijl koele lucht mechanisch door het graan gejaagd wordt. [N 35, 3]
II-2
|
25683 |
kiemtrommel |
trommel:
trǫmǝl (P120p Alken)
|
Trommel van doorboord plaatijzer die draaibaar is om een horizontale as, Hierin moet het geweekte brouwgraan tot ontkieming komen. [N 35, 3]
II-2
|
22399 |
kien! |
kien:
kin (P120p Alken)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienspel:
kinspeel (P120p Alken)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
24337 |
kikker |
kwakvors:
kwɛkfoͅs (P120p Alken),
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwekvosch (P120p Alken)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
vorsendrek:
voͅsəndrɛk (P120p Alken)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)drek, gedrek:
voͅsəndrɛk (P120p Alken)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|