21553 |
lei |
lei:
lei (P120p Alken)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
34147 |
leiden |
leiden:
lɛi̯ǝ (P120p Alken)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30530 |
leien dak |
schaliën dak:
sxē̜ǝlǝ daǝk (P120p Alken)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|
25743 |
lekbak |
onderbak:
ondǝrbak (P120p Alken)
|
De bak onder de beslagkuip of klaringskuip waarin men het aftreksel van mout en water verzamelt. [N 35, 49; monogr.]
II-2
|
33786 |
lendenen en kuil |
miltkuil(en):
me.lkǭu̯l (P120p Alken)
|
Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c]
I-9
|
17558 |
lenig |
lucht:
lucht (P120p Alken)
|
Lenig (zwak, gezwank, lips). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
19553 |
lepel |
leper:
ləpər (P120p Alken)
|
Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
25355 |
leren schede |
leren tas:
leren tas (P120p Alken),
schede:
sxē (P120p Alken)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
das ən leugə (P120p Alken)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21341 |
leurder |
bedelaar:
bijədelijər (P120p Alken)
|
een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|