17867 |
links, linkshandig |
links:
leenks (P120p Alken)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
slinke poot:
ən sleenkepoot (P120p Alken)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17617 |
lip |
lip:
lip (P120p Alken),
løp (P120p Alken)
|
lip [RND] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (P120p Alken)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lesse (P120p Alken)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
leteeken (P120p Alken)
|
een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
kiǝkǝ (P120p Alken)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17721 |
loeren |
loeren:
loeren (P120p Alken),
lonken:
Bet: 1 - Kinderspel: verstoppertje
loenke (P120p Alken)
|
Loeren (lonken, loensen). [N 109 (2001)] || lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
tluuf (P120p Alken),
ət luf (P120p Alken)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
34264 |
longen |
longen:
luŋǝ (P120p Alken)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|