31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
āmbiǝltj (L318d Altweert),
aanvilt:
ānvɛ.ltj (L318d Altweert)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
20350 |
aangetrouwd |
aangetrouwd:
aangetroutj (L318d Altweert)
|
aangehuwd
III-2-2
|
19975 |
aanhitsen |
aankissen:
aanzetten van bv een hond
aankisse (L318d Altweert, ...
L318d Altweert)
|
ophitsen ve hond
III-2-1
|
26593 |
aanmalen |
aanmalen:
ānmālǝ (L318d Altweert)
|
Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.]
II-3
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
ānreͅk (L318d Altweert)
|
aanrecht
III-2-1
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
aanstaon (L318d Altweert),
gaden:
gaaje (L318d Altweert)
|
aanstaan, bevallen || aanstaan, naar de zin zijn
III-1-4
|
24573 |
aar van de lisdodde |
pluim:
pluum (L318d Altweert)
|
pluim
III-4-3
|
32560 |
aardappelmand |
aardappelenmand:
ɛrpǝlǝmaŋ (L318d Altweert)
|
Uit grauwe wissen vervaardigde mand met twee oren, waarin aardappels bewaard of vervoerd worden. Zie ook het lemma ɛaardappelmandɛ in wld I.5, pag. 41. Het materiaal dat in dit lemma is opgenomen, vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 38; N 40, 94; N 40, 95; N 40, 96; N 40, 97; N 40, 110; N 40, 111; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
20779 |
aardappelpannenkoek |
aardappelenkoekje:
aerpelekukske (L318d Altweert)
|
aardappelkoekje
III-2-3
|
20606 |
aardappelpuree |
aardappelenpotage:
aerpelepetaazie (L318d Altweert)
|
aardappelpuree
III-2-3
|