30211 |
gording |
worm:
wɛ.rǝm (L318d Altweert)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
20392 |
gouden bruiloft |
gouden bruiloft:
goûwe broêleft (L318d Altweert)
|
gouden bruiloft
III-2-2
|
24156 |
goudhaantje |
dennenpieper:
maakt hangende nesten in naaldbomen
dennepieper (L318d Altweert)
|
goudhaantje
III-4-1
|
20071 |
goudsbloem |
allerverdrijf:
omdat de plant cultuurgewassen verdrijft
âllerverdriêf (L318d Altweert)
|
Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem).
III-2-1
|
24157 |
goudvink |
bloedvink:
bloótvînk (L318d Altweert)
|
goudvink
III-4-1
|
24318 |
graat |
vlim:
vlum (L318d Altweert)
|
visgraat
III-4-2
|
19331 |
grapjas |
komiek:
kemiek (L318d Altweert)
|
grappenmaker
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grā.s (L318d Altweert)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
24158 |
grasmus |
dubbelteut:
döbbeltäöt (L318d Altweert),
grasmus:
graâsmös (L318d Altweert),
pieperd:
piepert (L318d Altweert)
|
grasmus
III-4-1
|
24159 |
graspieper |
grasmoek:
graâsmoeëk (L318d Altweert),
grasteut:
graâstäöt (L318d Altweert)
|
graspieper
III-4-1
|