e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijverig naarstig: nieërstig (Altweert), naasterig: neesterig (Altweert) ijverig || vlijtig III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iêsel (Altweert) ijzel III-4-4
ijzelen ijzelen: iêsele (Altweert) ijzelen, bevriezen van neerslag III-4-4
in verwachting zijn aantellen: aantelle (Altweert), uittellen: oettelle (Altweert), uuttelle (Altweert) in verwachting zijn || in vewachting zijn III-2-2
inmaakpot moeston: mōston (Altweert), roompot: roͅu̯mpoͅt (Altweert) grote aarden inmaakpot || zuurkoolvat III-2-1
inschenken inschudden: Schötj ¯r mich nog mer eînen in  inschödde (Altweert), schudden: Hae schödje-n-¯m um wi-j niks  schödde (Altweert) inschenken || inschenken, uitgieten, schudden III-2-3
introuwen introuwen: als jong echtpaar bij familie gaan inwonen  introuwe (Altweert) introuwen III-2-2
inzouten inzouten: Voordat er werd geweckt, werden etenswaren ingezouten zoals: vlees, koolsoorten ("zoôrmoos"), snijbonen  inzaote (Altweert), zouten: Gezaote hieëring: zouten haring  zaote (Altweert) inzouten || zouten III-2-3
jaloers pikantig: perkântig (Altweert) jaloers, afgunstig III-1-4
janken joenkeren: zacht janken ve hond  jônkere (Altweert) janken III-2-1