e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moederkruid knoopjes: knuipkes (Altweert) moederkruid III-4-3
moedig (zijn) kloek: klook (Altweert) moedig III-1-4
moeite moeite: meute (Altweert), moôte (Altweert) moeite III-1-4
moer moer: moôr (Altweert) konijn, vrouwtje III-2-1
moerassig zompig: zômpig (Altweert) moerassig III-4-4
moeten moeten: mótte (Altweert) moeten III-1-4
mogelijk mogelijk: muuëgelik (Altweert) mogelijk III-1-4
mogen mogen: mooge (Altweert) mogen III-1-4
mokken bronken: brônke (Altweert), lippen: luppe (Altweert), sipperlippen: supperluppe (Altweert) begin van huilen, pruilen || mokken, pruilen || pruilen, de lip laten hangen III-1-4
mond- en klauwzeer klauwzeer: klǫu̯ziǝr (Altweert) Ziekte waarbij de mond en de klauwen van de varkens zijn aangetast; de dieren weigeren alle voedsel. Het is een besmettelijke ziekte. [N 76, 53; A 48a, 21; monogr.] I-12