24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
kalander:
klander (L318e Altweerterheide)
|
meelworm
III-4-2
|
24209 |
meerkoet |
bleshoen:
bleshoon (L318e Altweerterheide),
meerkoet:
maerkoet (L318e Altweerterheide)
|
meerkoet
III-4-1
|
24210 |
meeuw algemeen |
meeuw:
mieëw (L318e Altweerterheide)
|
meeuw
III-4-1
|
24331 |
meikever |
koning:
kuuëning (L318e Altweerterheide),
mulder:
mölder (L318e Altweerterheide),
predikant:
prittekânt (L318e Altweerterheide)
|
meikever
III-4-2
|
20309 |
meisje |
maagdje:
maechtje (L318e Altweerterheide),
pul:
pöl (L318e Altweerterheide)
|
meisje
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
geliefde:
geleêfdje (L318e Altweerterheide)
|
geliefde, liefje
III-2-2
|
24543 |
melde |
schietmelde:
scheetmîltj (L318e Altweerterheide)
|
melde
III-4-3
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L318e Altweerterheide)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zei̯sxuǝtǝl (L318e Altweerterheide)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
meîne (L318e Altweerterheide)
|
menen, denken, bedoelen
III-1-4
|