20222 |
mens |
mens:
zowel voor man als vrouw
mins (L318e Altweerterheide)
|
mens
III-2-2
|
24212 |
merel |
smeerling:
smaerling (L318e Altweerterheide)
|
merel
III-4-1
|
19756 |
mes |
mes:
mɛs (L318e Altweerterheide)
|
mes
III-2-1
|
19533 |
mes voor pannenkoeken |
koekmes:
kōkmɛs (L318e Altweerterheide)
|
niet scherp, plat, dun gebogen mes om pannenkoeken los te steken die een weinig aangebakken waren in de pan
III-2-1
|
24335 |
mestkever |
paardsworm:
paerswôrrem (L318e Altweerterheide)
|
mestkever
III-4-2
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bezǝ (L318e Altweerterheide)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
bijzen:
bieze (L318e Altweerterheide)
|
af en toe wat regenen
III-4-4
|
29920 |
metselaar |
metser:
mɛtsǝr (L318e Altweerterheide)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (L318e Altweerterheide)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
myəbəl (L318e Altweerterheide)
|
meubel
III-2-1
|