| 18929 |
stuntelen |
frotten:
frótte (L318e Altweerterheide),
hampelen:
hâmpele (L318e Altweerterheide),
martelen:
mertele (L318e Altweerterheide),
troggelen:
cf. WNT XVII-2 kol. 3077 s.v. "troggelen"5. aarzelen, talmen langzaam werken, sukkelen
truggele (L318e Altweerterheide)
|
martelen, onhandig hard werken, stuntelen || onhandig werken || prutsen, stuntelig doen || sukkelen, treuzelen, niet opschieten met werk
III-1-4
|
| 20847 |
suiker |
suiker:
Verklw. sukkerke
sókker (L318e Altweerterheide)
|
suiker
III-2-3
|
| 28954 |
suçon, suçonnaad |
suçonnaad:
sǝzøŋnǭt (L318e Altweerterheide)
|
Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.]
II-7
|
| 20772 |
taai-taai |
couque de dinant (fr.):
Vergelijk koek Dinant
koekdenang (L318e Altweerterheide)
|
taai-taai
III-2-3
|
| 20891 |
tabak |
knasterd:
Een knaster is eigenlijk een rieten korf, waarmee vroeger allerlei vruchte en ook tabak uit vreemde landen werd ingevoerd. De tabak was wel eens vochtig door het zeewater en had dan een walgelijke geur
knastert (L318e Altweerterheide),
tabak:
tebak (L318e Altweerterheide)
|
slechte tabak || tabak
III-2-3
|
| 20577 |
tabakspruim |
pruimpje:
pruumke (L318e Altweerterheide),
rolletje:
Uitsluitend verklw.
rölke (L318e Altweerterheide)
|
rolletje pruimtabak
III-2-3
|
| 19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (L318e Altweerterheide)
|
tafel
III-2-1
|
| 19764 |
tafelkleed |
tafellaken:
tōͅfəllākə (L318e Altweerterheide)
|
tafelkleed
III-2-1
|
| 19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
kenaarie (L318e Altweerterheide),
kanarievogel:
knārivūəgəl (L318e Altweerterheide)
|
kanarievogel || kater
III-2-1
|
| 20357 |
tante |
tant:
tânt (L318e Altweerterheide)
|
tante
III-2-2
|