| 19695 |
kast |
kast:
kas (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby)
|
kast [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
| 19505 |
kastplank |
plank:
plāŋk (Q102p Amby)
|
plank in een kast [DC 16 (1948)]
III-2-1
|
| 19826 |
kat |
dakhaas:
daakhaas (Q102p Amby),
kat:
kat (Q102p Amby)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 22311 |
katapult |
katapult:
kattəpult (Q102p Amby)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
| 23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katholiek (Q102p Amby),
katteliek (Q102p Amby)
|
katholiek [SGV (1914)] || Katholiek. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
| 28768 |
katoen |
katoen:
katūn (Q102p Amby)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
| 24179 |
kauw |
dool:
doul (Q102p Amby),
dooltje:
duilke (Q102p Amby),
däölke (Q102p Amby),
kerkdool:
kerkdaol (Q102p Amby)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kerkkauw [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
| 20488 |
kauwen |
knauwelen:
knawwele (Q102p Amby)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17628 |
keel, strot |
keel:
keil (Q102p Amby),
strot:
(štroot) (Q102p Amby),
schtroot (Q102p Amby),
stroot (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
ṣtro.d (Q102p Amby)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.lpin (Q102p Amby)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|