| 19052 |
nieuws |
nieuws:
nui-jts (Q102p Amby),
nuits (Q102p Amby)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nuischierig (Q102p Amby),
nuujschierig (Q102p Amby)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
| 19177 |
nieuwsgierigaard |
nieuwsgierige aap:
nuischierige-n-aap (Q102p Amby)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18020 |
niezen |
niesten:
neesten (Q102p Amby),
niezen:
neezen (Q102p Amby)
|
niezen [ZND 05 (1924)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18122 |
nijdnagel |
nijdwortel:
nietwortələ (Q102p Amby)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
| 21401 |
niks waard |
niks waard:
das niks weerd (Q102p Amby),
dat niks wèèrd (Q102p Amby)
|
Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] || waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 20504 |
nippen |
nippen:
nippe (Q102p Amby)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q102p Amby),
neumə (Q102p Amby)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
| 30213 |
nok |
vorst:
vērs (Q102p Amby),
vērš (Q102p Amby)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
| 21348 |
nors |
bars:
barsch (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
zuur:
zōēr (Q102p Amby)
|
norsch (barsch) [SGV (1914)] || onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|