22849 |
onpaar |
omp:
omp (Q102p Amby)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
greun (Q102p Amby),
onrijp:
onriep fruit èten (Q102p Amby)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
greun (Q102p Amby),
onrijp:
onriep (Q102p Amby),
vergroeid:
vergreujd (Q102p Amby)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp [SGV (1914)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
19279 |
onrustig persoon |
onrust:
oonrös (Q102p Amby)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18973 |
onschuldig |
onnozel:
onnūzzel (Q102p Amby)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18861 |
onstuimig |
wild:
wild (Q102p Amby)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20581 |
ontbijt |
koffie, de -:
koffie (Q102p Amby),
koffiedrinken, het -:
i lang
koffie drinke (Q102p Amby)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 - 8 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
on(t)schteeking (Q102p Amby)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21688 |
ontvangen |
krijgen:
kriege (Q102p Amby)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
ontzeen (Q102p Amby),
sparen:
spare (Q102p Amby)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|