23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
beivert goan (Q102p Amby)
|
Bedevaren. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
bijzen:
bi-jze (Q102p Amby),
op de loop gaan:
op de luip goon (Q102p Amby),
oppe luip goan (Q102p Amby)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || op den loop gaan [ZND 01 (1922)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25094 |
op een rij zetten |
op rij zetten:
op rij zette (Q102p Amby),
rijen:
rijjje (Q102p Amby)
|
op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32927 |
op oppers zetten, opperen |
op huisten leggen:
ǫp [huisten] lɛgǝ (Q102p Amby)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
21197 |
op reis gaan |
op reis zijn:
op reis zeen (Q102p Amby)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32920 |
op rijen zetten |
reken:
rēkǝ (Q102p Amby)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
de jonges laupe op stelten (Q102p Amby),
op stelte loupe (Q102p Amby)
|
De jongens lopen op stelten (stok met voetplankje). [ZND 07 (1924)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
21880 |
opbrengst |
opbrengst:
opbrings (Q102p Amby)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
steenweg:
schteiweeg (Q102p Amby)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18163 |
opereren |
opereren:
opperēēre (Q102p Amby)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|