34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
piele, wiele:
pilǝ, wilǝ (Q102p Amby)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
gansje:
gɛškǝ (Q102p Amby)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
tiet, tiet:
tīt, tīt (Q102p Amby)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
pie, pie, pie:
pi, pi, pi (Q102p Amby),
pik, pik:
pik, pik (Q102p Amby),
tiet, tiet:
tit, tit (Q102p Amby),
tīt, tīt (Q102p Amby),
tietetje, tietetje, tietetje:
tidǝkǝ, tidǝkǝ, tidǝkǝ (Q102p Amby)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
moetsje:
mutškǝ (Q102p Amby)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
bagje:
bɛkskǝ (Q102p Amby)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalfje:
kɛfkǝ (Q102p Amby)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloe, kloe, kloe:
klu, klu, klu (Q102p Amby),
kloek, kloek:
kluk, kluk (Q102p Amby),
pietetje:
pitǝkǝ (Q102p Amby),
pietetje, pietetje, pietetje:
pitǝkǝ, pitǝkǝ, pitǝkǝ (Q102p Amby)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuusje, kuus:
køškǝ, kys (Q102p Amby)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lammetje:
lɛmkǝ (Q102p Amby)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|