18853 |
vermoeden |
menen:
(korte ei).
meine (Q102p Amby)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
verdestrueren:
vertesteweere (Q102p Amby),
vernielen:
verneelen (Q102p Amby)
|
vernielen [SGV (1914)], [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
18899 |
verplichting |
moeten:
mootte (Q102p Amby)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpoederen:
verpōējere (Q102p Amby)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschaalt (Q102p Amby)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20644 |
verschalen |
verschalen:
versjalə (Q102p Amby)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verkleuren:
verkleure (Q102p Amby),
verschieten:
verscheete (Q102p Amby)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
potje huiven:
een puitche huiven (Q102p Amby)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22714 |
verschillende knikkerspelen: ringschieten |
ringetje huiven:
een ringske huiven (Q102p Amby)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schuldig zijn:
schöldich zeen (Q102p Amby)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|