23312 |
vespers |
vesper (lat.):
vɛspər (Q102p Amby)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
gilee (Q102p Amby),
kamizool (<fr.):
cemesol (Q102p Amby),
vesting:
vesting (Q102p Amby)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)] || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3, III-3-1
|
30928 |
veter |
rijstaartel:
ristartǝl (Q102p Amby)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q102p Amby)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
vidǝl (Q102p Amby)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
chəvi:rt (Q102p Amby)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
koffie (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 4 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q102p Amby)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
vijg (Q102p Amby),
m.v.
viege (Q102p Amby)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vęjl (Q102p Amby)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|