e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bullebak bullebak: böllebak (Amby) iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1
bundel groenten bussel: bössel (Amby) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bundel, bussel bussel: bussel (Amby), pongel: pungel (Amby) bundel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boender (Amby) bunder [SGV (1914)] III-4-4
bunzing bunzing: bunzing (Amby), fis: vis (Amby, ... ), vuur: vuur (Amby, ... ), wezel: wezel (Amby) bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
burgemeester burgemeester: börregemeister (Amby), burger: Opm. v.d. invuller: zo wordt het ook wel genoemd.  börreger (Amby) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
bus bus: bus (Amby) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] III-3-1
buskruit kruit: krōēt (Amby), pulver (<lat.): polver (Amby), poͅ‧lfer (Amby) buskruit [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bussel: bøsǝl (Amby) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur nabuur: naober (Amby) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1