| 22087 |
dennennaalden |
dennennaalden:
dennenaaije (Q102p Amby),
dennenspangen:
dennespang (Q102p Amby)
|
dennenaald [ZND 01 (1922)] || dennennaald [SGV (1914)]
III-4-3
|
| 24738 |
dennentakje met een pluim |
pluim:
plujm (Q102p Amby)
|
Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 24537 |
dennenwortel |
stronk:
schtroonk (Q102p Amby)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 20612 |
desem |
desem:
deissem (Q102p Amby)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugeneet (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
duigeneet (Q102p Amby),
duigəneet (Q102p Amby),
ook materiaal znd 23,4
deugeneet (Q102p Amby),
niksnutter:
ook materiaal znd 23,4
niksnuter (Q102p Amby),
rotzak:
rotzak (Q102p Amby),
stouterik:
schtouterik (Q102p Amby)
|
deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19684 |
deur |
deur:
dø̄r (Q102p Amby)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
| 21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (Q102p Amby)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 18035 |
diarree |
diarree:
diarree (Q102p Amby),
dunne, de -:
dunne (Q102p Amby)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21310 |
dief |
dief:
deef (Q102p Amby),
schelm:
Duitse sch
schelm (Q102p Amby)
|
dief [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 19807 |
dienblad |
dienblad:
in cafe\'s
dēnblāt (Q102p Amby),
schenkblad:
šēŋk˂blāt (Q102p Amby)
|
dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)]
III-2-1
|