24479 |
eikel |
eikel:
ɛi̯kəls (Q102p Amby),
-
eikele (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby,
Q102p Amby),
eikels (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
21755 |
eis van de aanklager |
aanvraag:
aanvraog (Q102p Amby)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24142 |
ekster |
ekster:
aekster (Q102p Amby),
eekster (Q102p Amby),
eikster (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby,
Q102p Amby)
|
ekster [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eiksteraoch (Q102p Amby),
eiksteraug (Q102p Amby),
èksteroug (Q102p Amby)
|
eksteroog [ZND 01 (1922)] || likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
el (Q102p Amby)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18829 |
ellende (lijden) |
miserie:
miserie (Q102p Amby)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18830 |
ellendig |
ellendig:
ellendeg (Q102p Amby)
|
ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24504 |
els |
els:
ęls (Q102p Amby),
ɛls (Q102p Amby),
zuil:
zøl (Q102p Amby),
zø̜jl (Q102p Amby)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
emmer:
ummer (Q102p Amby),
ømər (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
houten emmer:
houtə ummer (Q102p Amby),
kuipje:
kuupkə (Q102p Amby)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] || emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
worm:
wŭrəm (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
engerling, meikeverlarve [DC 18 (1950)] || larve vd meikever [DC 18 (1950)]
III-4-2
|