| 34242 |
filter in de melkzeef |
boterdoek:
boterdoek (Q102p Amby),
melkdoekje:
męi̯lǝkdø̄kskǝ (Q102p Amby),
zijdoek:
zęi̯duk (Q102p Amby),
zijdoekje:
zęi̯dø̄kskǝ (Q102p Amby),
zijgdoek:
zęi̯x˱duk (Q102p Amby)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
| 20838 |
flauw |
flauw:
flauw (Q102p Amby)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
| 18010 |
flauwvallen |
kwalijk vallen:
kōēlək valle (Q102p Amby)
|
zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21805 |
flemen |
bedelen:
bedele (Q102p Amby)
|
vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 20525 |
flensje |
fletsje:
fletske (Q102p Amby),
pannenkoekje:
pannekeukske (Q102p Amby)
|
flensje [SGV (1914)] || flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17989 |
flets |
flets:
flets(ch) (Q102p Amby),
pips:
pips(ch) (Q102p Amby),
pupsch (Q102p Amby)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || geeps (flets) [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
| 19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikkeflooien (Q102p Amby),
ook materiaal znd 23, 55
flikkeflooie (Q102p Amby)
|
flikflooien [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
fleenk (Q102p Amby)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18021 |
fluim |
fluim:
fleum (Q102p Amby),
fluum (Q102p Amby)
|
fluim [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
| 21345 |
fluisteren |
fluisteren:
fluistərə (Q102p Amby),
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispələ (Q102p Amby),
piezewieten:
pieschewitte (Q102p Amby)
|
fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|