e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hinkelblokje hinkscherf: een scherf og platte steen  hinkscherf (Amby), scherfje: scherfjes van aardewerk  scherfke (Amby), steentje: scherfjes van aardewerk  steinske (Amby) hinkelblokje [VC 10] III-3-2
hinkelen hinken: hinke (Amby, ... ), hīnke (Amby) hinkelspel [VC 10] III-3-2
hinken hinken: he:nke (Amby), hīnke (Amby), hènke (Amby), hompelen: hoompele (Amby) hinken [ZND 01 (1922)] || hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hinniken hummeren: hømǝrǝ (Amby) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: ho.t (Amby), hood (Amby, ... ), hoot - heut (Amby), hōt (Amby) hoed [RND], [SGV (1914)] || hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Amby) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hōf (Amby, ... ), hoorn: hōrǝ (Amby) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefstal, noodstal hoefstal: hōfstāl (Amby), noodstal: nōtstal (Amby) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hook (Amby, ... ) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-4-4
hoektand hoektand: hóktánd (Amby), oogtand: augtan (Amby) hoektand [DC 01 (1931)] || oogtanden [ZND 07 (1924)] III-1-1