33496 |
schil van een vrucht |
schil:
WBD\\WLD
sjél (Q038p Amstenrade)
|
De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)]
I-7
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
schilmetsje:
schèlmètske (Q038p Amstenrade)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21244 |
schip |
schip:
šiəp (Q038p Amstenrade)
|
schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (Q038p Amstenrade)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
sjoon (Q038p Amstenrade)
|
schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
vroeger waren er alleen hoge schoenen, later leëg schoon en hoog schoon
schoon (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18347 |
schoenlepel |
schoentrekker:
sjoontrekker (Q038p Amstenrade)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18185 |
schoenveter |
schoensriem:
sjoonsreem (Q038p Amstenrade)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22501 |
schoepen |
stropen:
sjtr"pə (Q038p Amstenrade)
|
Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20649 |
schol |
schol:
WBD/WLD
sjòl (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|