e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tong van een schoen tong: tóng (Amstenrade) een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] III-1-3
toogpin pin: penǝ (Amstenrade) De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.] II-12
torenspits torenspits: tōēresjpits (Amstenrade) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kirkklòk (Amstenrade) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen lostroggelen: lostrǭgǝlǝ (Amstenrade) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
touwtjespringen touwtjespringen: tuike sjpringe (Amstenrade), /  tuijke sjpringe (Amstenrade) Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || touwtje springe [SND (2006)] III-3-2
traag traag: traoch (Amstenrade) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] III-1-4
trant gang: gànk (Amstenrade) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trapleer trapledder: trapløͅdər (Amstenrade) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trappelen trampelen: tràmpələ (Amstenrade) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2