e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uieren gevleug: gǝvlø̄x (Amstenrade) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier tepel: tēpǝl (Amstenrade) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uitblinken uitblinken: ôêtblinkə (Amstenrade) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken uitprakkiseren: ôêtpràkkəzéérə (Amstenrade) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdrogen (de) deeg heeft een korst op: dēx hęt ǝn kōǝt op (Amstenrade) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c; monogr.] II-1
uitgaan uitgaan: ôêtgaon (Amstenrade) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgegraven dennenwortel vot: vot (Amstenrade) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uithoren uithoren: ôêthūūrə (Amstenrade) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] III-3-1
uitleg uitleg: ôêtléG (Amstenrade) het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen uitleggen: ôêtléGGə (Amstenrade) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] III-3-1