| 25127 |
dragen, gezegd van ijs |
houden:
houtə (Q038p Amstenrade)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 18877 |
drenzen |
jengelen:
jéngələ (Q038p Amstenrade)
|
op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18650 |
driesteek |
kwaak:
kwaak (Q038p Amstenrade)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 22655 |
drijftol |
dop:
dob (Q038p Amstenrade),
dop (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
| 24939 |
drijfzand |
drijfzand:
drīēfzàntj (Q038p Amstenrade)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 19575 |
drinkbeker |
bierpot:
bèerpot (Q038p Amstenrade),
bierpul:
bèerpul (Q038p Amstenrade),
pintje:
kwart liter
pintje (Q038p Amstenrade),
pul:
pul (Q038p Amstenrade)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20499 |
drinken |
blussen:
blussə (Q038p Amstenrade),
drinken:
drenke (Q038p Amstenrade)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19574 |
drinkglas |
beker:
bèeker (Q038p Amstenrade),
glas:
glās (Q038p Amstenrade)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 33672 |
drinkkuil in de wei |
drenkpoel:
drɛŋkpōl (Q038p Amstenrade),
poel:
pōl (Q038p Amstenrade)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
| 20507 |
dronkaard |
zuiplap:
zōēplàp (Q038p Amstenrade)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|