17955 |
hinken |
schrakkelen:
sjràggələ (Q038p Amstenrade)
|
Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22838 |
hobbelpaard |
schokkelpaard:
/
sjokkelpaerd (Q038p Amstenrade)
|
hobbelpaard [SND (2006)]
III-3-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.ət (Q038p Amstenrade),
hood (Q038p Amstenrade)
|
hoed [RND] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18399 |
hoed: spotnamen |
dop:
WNT: dop (I), Mnl. dop, doppe, dup; 11) Hoed van halfronden vorm, en vervolgens ook wel heerenhoed in het algemeen.
döppe (Q038p Amstenrade),
kachelpijp:
kachelpiep (Q038p Amstenrade)
|
hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
højǝ (Q038p Amstenrade),
hø̄jǝ (Q038p Amstenrade)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
18624 |
hoedenspeld |
hoedenspang:
hootespang (Q038p Amstenrade)
|
speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
noodstal:
nū.tštal (Q038p Amstenrade)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
17763 |
hoektand |
hoektand:
houktand (Q038p Amstenrade)
|
hoektand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22358 |
hoepel |
reep:
reep (Q038p Amstenrade, ...
Q038p Amstenrade)
|
a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reepe (Q038p Amstenrade),
/
reipe (Q038p Amstenrade)
|
b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || hoepelen [SND (2006)]
III-3-2
|