17880 |
knuppel, knots |
kluppel:
kləpəl (Q038p Amstenrade),
kol:
kŭŭl (Q038p Amstenrade)
|
Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)] || knuppel [RND]
III-1-2
|
34058 |
koe |
koe:
kǫu̯ (Q038p Amstenrade),
rund:
rønjt (Q038p Amstenrade)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34183 |
koe die pas gekalfd heeft |
vaars:
vɛš (Q038p Amstenrade)
|
Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16]
I-11
|
19407 |
koekenpan |
braadpan:
voor bijvoorbeeld eieren en pannekoeken te bakken
bròodpan (Q038p Amstenrade)
|
pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33349 |
koestal |
koestal:
kǫu̯[stal] (Q038p Amstenrade)
|
De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s]
I-6
|
19515 |
koffiepot |
koffiepot:
koffiepot (Q038p Amstenrade),
trekpot:
voor koffie
trekpot (Q038p Amstenrade)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
kaoke (Q038p Amstenrade),
kaoəkə (Q038p Amstenrade)
|
koken [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q038p Amstenrade)
|
komen [RND]
III-1-2
|
18835 |
komisch |
komiek:
kómmĭĕk (Q038p Amstenrade)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24322 |
konijnenhol |
pijp:
WBD/WLD
pīēp (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|