20368 |
koppelen |
koppelen:
kòppələ (Q038p Amstenrade)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20109 |
korenbloem |
korenbloem:
kǭrǝblǫu̯m (Q038p Amstenrade),
-
koarebloum (Q038p Amstenrade)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
32536 |
korf |
korf:
kø̜rǝf (Q038p Amstenrade)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
18604 |
korset |
rijgkorset (<fr.):
riegkersjèt (Q038p Amstenrade)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
koeesjt (Q038p Amstenrade)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18287 |
korte broek |
korte boks:
korte boks (Q038p Amstenrade)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
halve gamasche:
haofkamasje (Q038p Amstenrade)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderbroek:
korte underbrook (Q038p Amstenrade)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (Q038p Amstenrade)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23274 |
koster |
koster:
kəstər (Q038p Amstenrade)
|
koster [RND]
III-3-3
|