33037 |
pad aanmaaien |
(zwad, enz.) aanmaaien:
ānmɛi̯ǝ (L250p Arcen)
|
Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b]
I-4
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad, päəj (L250p Arcen)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
peͅdəstô.l (L250p Arcen),
pèddestool (L250p Arcen)
|
paddestoel [RND], [SGV (1914)]
III-4-3
|
18170 |
pak, kostuum |
pak:
pak (L250p Arcen, ...
L250p Arcen,
L250p Arcen),
’n neij pak (L250p Arcen)
|
Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)]
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
aôl (L250p Arcen),
oal (L250p Arcen),
geel van onder
aal (L250p Arcen),
paling:
poaling (L250p Arcen),
wit van onder
paling (L250p Arcen)
|
aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|
22842 |
pandverbeuren |
pandverbeuren:
pandverbeure (L250p Arcen)
|
pandverbeuren [SGV (1914)]
III-3-2
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
schoorə (L250p Arcen),
sxōrə (L250p Arcen)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] || Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoefels (L250p Arcen)
|
Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
brij:
brĕj (L250p Arcen),
brèj (L250p Arcen),
pap:
pap (L250p Arcen)
|
brij [SGV (1914)] || pap [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
papeer (L250p Arcen)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|