e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
parel parel: perrel (Arcen) parel [SGV (1914)] III-1-3
pashamer moker: moker (Arcen) De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235] II-3
pastoor pastoor (<lat.): pəstuər (Arcen) pastoor [RND] III-3-3
pastorie pastorie: pastoreej (Arcen) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites friet: friet (Arcen) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
pater pater (lat.): pa.tər (Arcen) pater [RND] III-3-3
paus paus: paus (Arcen) paus [SGV (1914)] III-3-3
peetoom peter: pèter (Arcen) peetoom [SGV (1914)] III-2-2
penbalk pinbalk: pinbalk (Arcen) De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.] II-3
pendule pendule: penduul (Arcen) Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)] III-2-1