26478 |
rijn |
rijn:
rijn (L250p Arcen)
|
Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120]
II-3
|
20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (L250p Arcen)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
rijp:
rijp (L250p Arcen),
rouwvorst:
rouwvors (L250p Arcen)
|
rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijp, rijm [DC 48 (1973)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
rijs:
ries (L250p Arcen),
rīēs (L250p Arcen),
rĭĕs (L250p Arcen)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)] || rijs [SGV (1914)] || rijzen (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
21032 |
rijzen |
rijzen:
rīzǝ (L250p Arcen)
|
[N 29, 25b; monogr.]
II-1
|
17599 |
rimpels |
plooien:
oe trekken als duis u.
ploeien, ploei (L250p Arcen),
oe trekken als duits u.
ploeien, ploei (L250p Arcen),
vouwen:
vaaie, vaai (L250p Arcen)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
17587 |
ringbaard |
paul krugerbaard:
Pouwəl Krú:gəbá:rt (L250p Arcen),
ringbaard:
rinkbaard (L250p Arcen)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkstèke (L250p Arcen)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
21214 |
riool |
goot:
boven de ö staat een lengte-teken
göt (L250p Arcen)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|