21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rejaal (L250p Arcen),
rojaal (L250p Arcen),
rójáál (L250p Arcen)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
timpelteer:
tepeltĕr (L250p Arcen)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenweg:
#NAME?
krintenwek (L250p Arcen),
rozijnenweg:
reziene wèk (L250p Arcen),
krintenwek of -
rozienenwek (L250p Arcen)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (L250p Arcen, ...
L250p Arcen,
L250p Arcen),
rùg (L250p Arcen),
rùk (L250p Arcen)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
19404 |
rug van het lemmer |
bovenkant:
baovekàànt (L250p Arcen)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
ruken (L250p Arcen)
|
ruiken [DC 53 (1978)]
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L250p Arcen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeten oas (L250p Arcen),
oe"is lang
roeten (L250p Arcen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
rind:
rent (L250p Arcen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horstel (L250p Arcen, ...
L250p Arcen,
L250p Arcen,
L250p Arcen),
koehorzel:
koehorstel (L250p Arcen)
|
horzel [SGV (1914)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|