e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schraag schraag: sxrāx (Arcen) Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] II-12
schram schram: schram (Arcen), schräm (Arcen) schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
schrammen schrammen: schramme (Arcen) schrammen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
schrede schritt (du.): schrit (Arcen), trede: trèj (Arcen) schrede [SGV (1914)] III-1-2
schreeuwen kwaken: kwake (Arcen) schreeuwen [SGV (1914)] III-3-1
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeljaar (Arcen) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken schrikken: schrikken (Arcen) schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schroden pletten: pletten (Arcen) Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.] II-2
schroeien schroeien: schrèùjə (Arcen), sxrø͂ͅi̯ə (Arcen) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken schrokken: schrokke (Arcen) schrokken [SGV (1914)] III-2-3