19386 |
glazenkast |
glazenkast:
gláázə kààs (L250p Arcen),
goede kast:
goojə kààs (L250p Arcen),
kredenz (d.):
krədéns (L250p Arcen),
porseleinkast:
porsəléjn kààs (L250p Arcen)
|
Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17853 |
glijden |
slidderen:
sliddere (L250p Arcen)
|
glijden [SGV (1914)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
gliemworm (L250p Arcen),
lichtwormpje:
leegwörremke (L250p Arcen)
|
glimworm [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
19456 |
gloed |
gloed:
gloot (L250p Arcen)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18957 |
gluiperd |
loeroor:
loeroeer (L250p Arcen)
|
gluiper [SGV (1914)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
gŏŏje koeəp (L250p Arcen)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
goede bloed:
gŏŏje blood (L250p Arcen)
|
goedzak [SGV (1914)]
III-1-4
|
17903 |
gooien |
smijten:
smiete (L250p Arcen)
|
werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21327 |
graaf |
graaf:
graaf (L250p Arcen)
|
graaf [titel] [SGV (1914)]
III-3-1
|
32973 |
graan, koren |
koren:
kōrǝ (L250p Arcen),
kǫrǝ (L250p Arcen)
|
Dit lemma bevat de termen die als verzamelnaam voor de verschillende graangewassen bruikbaar zijn. De benaming vruchten is algemeen gebruikelijk voor "veldvruchten, te velde staande graangewassen, graan" (Schuermans); ook de "korrels" worden eronder verstaan. Men gebruikt ook in dezelfde algemene betekenis het woord koren. ''Graan'' en ''koren'' worden vaak ter afwisseling, naast en voor elkander, dus met geheel dezelfde betekenis, gebruikt. Soms echter worden ''koren'' en ''graan'' juist tegenover elkaar gesteld; in dat geval duidt ''graan'' het algemene begrip aan, maar wordt met het ''koren'' een bepaalde soort van graan bedoeld, doorgaans het graan voor het dagelijks brood. In Limburg is dat de rogge. Vergelijk hier nog Lindemans (II, 5) "Koren is in ons taalgebied de naam van het dagelijks broodgraan. Door de eeuwen heen was het koren bij ons de rogge"; zie het lemma ''rogge'' (1.2.4). Vooral op grond van de voorbeeldzin "Ik heb zoveel oogst gezaaid" voor Q 77, zijn de vier opgaven van het type oogst in dit lemma opgenomen. Hel in ''helle vruchten'' betekent "hard". Zie vooral ook de lemma''s ''rogge'' (1.2.4) en ''tarwe'' (1.2.8) voor het semasiologisch overzicht van koren. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enqu√™tes in kaart gebracht.' [graan: JG 1a, 1b, 2c; L 1, a-m; L 32, 41; L 39, 41; S 11; Wi 53; monogr.; koren: L 1, a-m; L 4, 40; R [s], 91; S 19; Wi 51; monogr.; add. uit N 15, 8, 12, 13, 43 en 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2]
I-4
|