e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

Gevonden: 2266
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hinken hinken: hinke (Arcen) hinken, op een been springen [SGV (1914)] III-1-2
hoed hoed: hood (Arcen) Deze hoed heeft een gele kleur [DC 42B (1967)] III-1-3
hoed (alg.) hoed: ho.t (Arcen), hood (Arcen) hoed [RND], [SGV (1914)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hȳjǝ (Arcen), weiden: węi̯jǝ (Arcen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: huf (Arcen) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9
hoefstal, noodstal noodstal: (n)ǫtstal (Arcen), ǫtstal (Arcen) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hook (Arcen) hoek [SGV (1914)] III-4-4
hoekschop hoekschop: hookschop (Arcen) Hoekschop. [DC 49 (1974)] III-3-2
hoektand hoektand: hooktant (Arcen), oogtand: ōēəgtà:nt (Arcen) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel bandel: bandel (Arcen, ... ) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)] III-3-2