e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

Gevonden: 2266
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtskool houtskool: hǫltskōlǝ (Arcen) De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.] II-1
houtsplinter splinter: splentǝr (Arcen) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm houtworm: holtwôrm (Arcen) houtworm [DC 23 (1953)] III-4-2
hovaardig groots: grutsch (Arcen) grootsch [SGV (1914)] III-1-4
hozen hozen: euze (Arcen) hoozen (ww.) [SGV (1914)] III-3-1
huichelen zich zo houden: zich zooə halde (Arcen) veinzen [SGV (1914)] III-1-4
huid huid: hōēd (Arcen), hōēt (Arcen), vel: vè:l (Arcen) huid [DC 01 (1931)] III-1-1
huidschilfers schilfers: schilver (Arcen) schilfer [SGV (1914)] III-1-2
huif van de huifkar huif: huf (Arcen) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hūfkar (Arcen) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13